zaterdag 5 mei 2012

Hogerop



Daar is Kenny. De collega waar ze het liefst met een gracieus boogje omheen zou lopen. Een enthousiaste spraakwaterval, tot daar aan toe, maar het ticje waarmee hij zijn woordenvloed begeleidt, dat is pas onuitstaanbaar. Altijd als hij om één of andere reden opgewonden is, trekt hij zijn linkeroog samen, snel na elkaar, alsof hij knipoogt.
Martine legt alvast haar oren plat. Nu opletten dat ze vooral niet terug knipoogt.

Ooit heeft hun directe chef een onschuldig knipoogje teruggestuurd – ’t was sterker dan hemzelf - en Kenny is daar zo zenuwachtig van geworden dat z’n linkeroog de hele namiddag is blijven doorknipperen. Afschuwelijk. Iedereen op kantoor werd er bloednerveus van. De dag daarop meldde Kenny zich ziek. Jammer genoeg kwam hij terug, een beetje bleek, maar uitgeknipperd. Voor een dag of twee.

Kenny wil hogerop. Zij wil dat ook. De functie van afdelingshoofd komt vrij en ze zijn er allebei als de kippen bij. Zijn kandidatuur wordt ondersteund door ervaring en een mooie staat van dienst maar zij heeft net dat éne streepje voor: als de chef naar haar knipoogt, is dat omdat hij haar wel ziet zitten. Hem of een ander mannetje om haar vinger winden, dat kan ze als geen ander.

Voor de gelegenheid heeft het moederbedrijf een hoge piet afgevaardigd en die brengt de nieuwe personeelschef mee. Kenny heeft zich wekenlang perfect voorbereid en vandaag ziet hij er piekfijn uit: haren in de plooi, modieus pak, hippe das.
Zij hoeft zich niet eens voor te bereiden: Kenny’s tic is de laatste tijd weer veel erger geworden.

Kenny mag het eerst binnengaan. Ze probeert te luisteren welke vragen hij krijgt, maar ze hoort alleen de enthousiaste woordenvloed. Niet eens verstaanbaar. Hij komt buiten met een brede glimlach om de lippen.
Nu is het haar beurt. Ze controleert snel haar make up en trekt haar sexy rokje glad.

Binnen zitten twee vrouwen, allebei in net mantelpakje en met een onberispelijk kapsel.
‘Vertelt u ons eens, euh, juffrouw, hoe u de evolutie van uw afdeling ziet?’
Ze is te verbluft om een aanvaardbaar antwoord te verzinnen. Ook op de volgende vijf vragen kan ze nauwelijks antwoorden. Ze stamelt, ze stottert, ze strompelt buiten, zenuwachtig, zweterig.
‘En, hoe was het?’ Kenny zit te blinken.
Ze voelt hoe al haar zenuwen zich samenpersen en zich een weg zoeken naar boven, naar buiten.
‘Slecht’, zegt ze, en ze knipoogt. 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten