donderdag 10 mei 2012

Proper



Ze tuurt door het raam. Een stukje voortuin en daarachter een rustige straat met aan weerskanten grote Japanse kerselaars. Een vrouw duwt traagjes een kinderwagen voor zich uit. Een bejaarde fietser rijdt fluitend voorbij.
‘Nee, denkt ze. Zo kan het echt niet langer.’
De ruiten hangen vol veegjes stof. Toen ze ooit van Desteldonk naar Merelbeke verhuisde, hoopte ze met het krappe werkmanshuisje ook de vervuiling achter zich te laten.
Niet dus. Een verre verbrandingsoven, het drukke verkeer en de zware industrie van Gent tasten de lucht blijkbaar ook hier aan.
Als ze haar Volvo één nacht laat buitenslapen, zie je de sporen al.
En nu weer de ruiten.
‘Mia, doe toch zoals ik. Als ik vuile vensters zie, en denk dat ik ze moet poetsen, dan loop ik er zo ver mogelijk vandaan en wacht tot die bui over is.’ Ze glimlacht. Het is een verleidelijk idee, maar niks voor haar. Liesbeth is een gedroomde vriendin, en een onverbeterlijke smeerpoes.
Nee, bij haar zullen de vensters blinken. Vandaag nog.
‘Sam!’ roept ze, onderaan de trap.
Hij stormt holderdebolder de trap af, één en al jeugdige energie.
‘Ja, mama?’
‘Ga jij op de uitkijk staan, lieverd? Ik moet de ramen lappen.’
‘Tuurlijk, mama.’
Trots is ze, op haar jongen. Nog maar net twaalf, en toch begint de man zich af te tekenen. Soepele bewegingen, een lenig lijf, en daarbij, nog zo lief.
‘De kust is veilig, mama !’
Ze kijkt zelf heel goed rond, voor ze een voet buiten zet. De haag, de bomen, het tuinhuisje. Overal kunnen ze op de loer liggen.
‘Blijf vooral goed uitkijken, Sam! Zeker als ik met mijn rug naar de straat sta.’
Ze lapt het eerste raam in recordtijd. Proper.
En denken dat sommige mensen ze in huis nemen. Hoe kunnen ze ? Ze laten zich bedotten door hun aaibaarheid, ze zien hun valsheid niet. Het zijn rovers, moordenaars.
Schichtig kijkt ze om zich heen. ‘Sam, zie je er geen?
‘Nee hoor, mama.’
‘Blijven kijken hé.’
Bij het tweede venster maakt de zeemlap een klagend geluid. Ze krimpt in elkaar, veegt even het haar uit haar ogen en het zweet van haar wang.
Vanmorgen heeft ze het nog in de krant gelezen. ‘Alweer een baby gestorven aan wiegedood’. Ze moet er niet aan denken. Zo’n harig versmachtend ding in de wieg, dat er nog genoegen aan beleeft ook. De baby weerloos, de handjes die even nog in de lucht grijpen voor ze slap neervallen. De moordenaar slaat op de vlucht als hij stappen hoort op de trap. Lenig door het openstaande raam en dan naar buiten. Ongemerkt, ongestraft.
Wiegedood.
Mia weet wel beter.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten