6. Les Musiciens
In ons dorp staat er een ‘peperkoeken huisje’. Je zou zweren dat er een heks woont. Misschien
is dat ook wel zo, en is het enkel nog wachten op een eerste teken van zwarte
magie.
In het huisje wonen ‘les Musiciens’. Ze hebben die naam te danken aan hun dagelijkse
bezigheid. Hij is componist, zij zangeres.
Hij componeert moderne klassieke muziek op
zelfgeschreven duistere gedichten. Zij kan het zo vol overtuiging brengen, dat
mensen geloven dat het wel Kunst moet zijn.
De teksten zijn onbegrijpelijk, de muziek een pijniging voor de oren. Noem
het maar kattegejank van de bovenste plank. Maar les Musiciens hebben tamelijk wat succes: ze kennen voldoende snobs
die zichzelf en de hele wereld er van willen overtuigen dat zij, echte kenners,
‘mee’ zijn met de muziek van nu.
Op het ijzeren tafeltje in de voortuin etaleren
les Musiciens hun lege
champagneflessen als ware het trofeeën.
La musicienne is veruit de boeiendste
persoonlijkheid van ons dorp, met haar lange geblondeerde haar en imposant
lichaam, haar diva-allures en eigenzinnig gedrag.
‘Bianca Castafiore is weer bezig’, zegt Fabien
als hij haar stem hoort schallen door het open venster. ‘Ik kan me levendig
inbeelden, Pépette, hoe la Musicienne ‘ s morgens gefascineerd in de spiegel
kijkt en zichzelf toezingt: ‘Ah, je ris,
de me voir si belle dans ce miroir!’
Een schoonheid is ze niet, verre van. Maar ook
zij is een buurvrouw, en dus gaat Fabien zijn geluk bij haar beproeven.
De erfgenamen van boer Lamartine hebben Fabien
laten weten dat hij het huisje moet verlaten binnen de 14 dagen. Ze zullen het
wat opkalefateren en dan te koop aanbieden.
Mijn baasje gaat nu bij alle bekenden aankloppen,
om tijdelijk onderdak te krijgen. Hij heeft geen andere keus.
Met een smoes klopt hij aan bij de Musicienne.
Of ze een oorbel in zijn oor kan steken, zoals Fernand er één heeft? Het gaat
al meteen fout. ‘Nee, dat doe ik niet. Je hebt al gedronken en het is nog geen
middag !’ Fabien heeft zich inderdaad enkele glazen moed
ingedronken. Ik maak aanstalten om te vertrekken, hier hebben we niks verloren.
Maar hij laat zich niet afschepen en komt tot
de kern van zijn bezoek: ‘Lieve dame, mijn hondje en ik zoeken een slaapplaats
voor enige tijd. We vliegen uit ons huis. Wilt u uw goede hart laten spreken en
twee arme sukkelaars helpen, die anders op straat staan?’
‘Scheer je weg, Fabien, of hoor je me niet ? Ik
moet niks hebben van dronkaards met hondenvlooien.’ Ze trekt een heel vies
gezicht.
Ik heb het allang door. Fabien niet, de
optimist. Hij blijft pleiten, knipoogt naar me en steekt zijn duim omhoog als
la Musicienne naar binnen gaat.
Ze komt terug met haar karabijn. ‘Ik waarschuw
je, hij is geladen. Nu ga je meteen weg of je hebt binnenkort geen bed meer
nodig.’ Ze schiet in de lucht.
Fabien is in één klap nuchter. Hij steekt pink
en wijsvinger van beide handen uit naar haar, om het kwaad te bezweren, en gaat
er vandoor, met mij achter hem aan.
‘Moge er onheil over je komen, ouwe tang’ sist
hij nog, tussen zijn tanden.
Hoe kon hij iets positiefs verwachten van een
vrouw die twee ‘Prince Charles’ mét stamboom als huisdieren houdt?
Zeg me welk huisdier je hebt, en ik zal je zeggen
wie je bent.
Meermaals per dag borstelt la Musicienne haar
prinsjes en geeft ze hen fijne hapjes te eten, recht van bij de slager. Iets anders
zouden de salonkeffertjes niet verteren. Als la Musicienne naar buiten komt, en
dat gebeurt toch minstens eenmaal per week, dan draagt ze haar knuffeldiertjes op de
arm opdat ze hun pootjes niet vuil zouden maken. Er zit een goudkleurige strik
in hun haar. Ze hebben nog net geen pamper aan.
Dat zijn geen honden, verdorie, dat is kerstversiering.
Dure kerstversiering.
Nee, Roc en ik, wij zijn echte honden. Honden die achter de katten en kippen
aanzitten. Honden die zich -wel wetend dat het niet mag- wellustig in een oude paarden- of schapendrol draaien en daar genoeglijk bij knorren. Honden die in alle plasjes lopen die ze
tegenkomen en die nooit propere poten hebben. Honden die het karkas van
gebakken kip gaan pikken, het helemaal oppeuzelen en het nog prima
verteren ook. Roc en ik hebben geen stamboom, en daar zijn we trots op: échte
honden verkiezen sowieso een boomstam.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten