zaterdag 13 oktober 2012

Sluipwegen van het verdriet, (I), (II), (III)





I.
Noem het maar novembergevoel
Hoe regen de ruiten teistert
En storm de bomen doet waaien
Hoe vroeg, hoe laat het donker is
Hoe poezen verdwalen in de mist
Druppels en tranen, eenzelfde potje nat
En mist en gemis alsof ze samen horen
De schimmen in mijn hoofd, de schimmen in de straat
Hoe jij nu onaantastbaar bent, prinsesje van mijn leven
Hoe we je verder blijven verliezen:
De dam 'herinnering' blijkt scheuren te vertonen
Gemis neemt steeds meer warmte in
Hoe we ook vechten tegen het vervagen
Feit is: Je bent geweest, je tijd hier is verleden
Doodgaan is een wet, de gang van alle leven
Versnippering, verlies, de gang van alle dood.


II.
Herinnering is dement
Al voor ik het zelf ben
Nog dragen je kleren
De geur van lieftalligheid
Ik wil me er in begraven
vergeten even het leven van alle dag
Zoals het leven jou vergeten is
Hoe lief je glimlach, hoe wijs je woorden
Ik weet het wel maar kan je niet meer horen
Herinnering is doof en blind en lam
Gevoelloos niet, nee, dat kan ik beamen:
Er groeit geen eelt op de krassen in de ziel.


III.
Het plaatsje dat je inneemt wordt steeds maar kleiner, kind.
Je wordt ook nooit meer ouder, je groeit maar achteruit.
Paniek slaat toe ik zie hoe mager je nu bent
Je lieve lijf, ik kan het niet omarmen
Ik weet niet meer hoe dit omarmen voelt
Je sterke woorden, ik kan ze niet meer horen
Ik weet niet meer precies de klankkleur van je stem
Wie kan me nog vertellen de geuren in je haren
De streling van je huid, je stappen in de gang
Hoe lang duurt afscheid nemen en is het ooit voorbij
Ik wil zo graag bewaren al wat je was voor mij
Ik wil je niet verliezen. Meisje, elfje, spookje, blijf.

 (Eerder gepubliceerd in Nina, Van Halewyck, 2006)


Geen opmerkingen:

Een reactie posten