‘Jeziemenie,
jeziemenie!’
Silke
kruipt onder de salontafel, knuistjes over ogen: Als ik haar niet zie, ziet
zij mij niet. Haar pamperpoepke*
steekt nog net boven de tafel uit.
Sara
glimlacht. ‘Waar zou ons Silke toch zitten? Achter de keukendeur? ‘
Het parket
kraakt en met haar schoenen maakt ze extra geluid, zodat het kleintje er nog
meer plezier in krijgt. Met een kreun gaat de keukendeur open. Sara roept quasi
verrast uit: ‘Toch niet? Aha… Silke
zal zeker achter het gordijn zitten!’ Ze trekt het gordijn van het grote
livingvenster helemaal open. De zon valt gul binnen, het poepke van Silke
verdwijnt meteen onder de tafel.
‘ Nu weet
ik het echt niet meer… Ze zal toch niet in de gang staan, die stoute, stoute
meid!’
Sara opent de deur van de studio. ‘Oef, nee… maar waar zit ze dan verstopt? …Misschien
onder de tafel?’
Silke
onderdrukt een gilletje en kraait het uit als Sara ‘Piep’ doet onder het
tafellaken. ‘Gevonden!’
‘Nu ikke
zoeke!’ Traag brengt ze de mollige pollekes naar haar karbonkelogen maar
ze laat nog net een spleetje tussen haar
vingers waartussen ze Sara in de kleerkast kan zien glippen.
De deurbel,
drie maal. Hard.
Door het
spiekgaatje ziet Sara bloemen met daarboven een hoofd. De kop van Herman.
Geen witte freesia’s
‘voor dat frisse meisje van me’. Ook geen bloedrode anjers.
Gele rozen.
De kleur van de haat.
‘H -hoe kom
jij hier ?’ Ze heeft gestotterd. Het lef van die man.
‘Poepsimpel,
meisje. Ik belde de oppasdienst en zei dat ik je vanavond dringend nodig had
voor onze Bert. Mevrouw Peeters gaf me dit adres. Simpel toch?’
Hij snuift
zelfvoldaan.
Dat doet
hij altijd als hij tevreden is over zichzelf. ‘Zo’n 500 keer per dag, ruw
geschat’, denkt ze. Hij is namelijk zeer tevreden over zijn belangrijke job als
Human Resources Manager. En ook uiterst tevreden over zijn talenknobbel. En over
zijn muzikaal talent. Hooggeplaatste vrienden, een nieuwe wagen, promotiekansen,
…afgrijselijk veel tevredenheid heeft die vent. Afschuwelijk veel redenen om te
snuiven.
Het was
haar in het begin niet opgevallen.Toen had ze
het alleen maar spannend gevonden. Een man van de wereld, 17 jaar ouder,
verzorgd en verstandig, die een jong bloedje als zij had opgemerkt. Het had
haar zelfvertrouwen serieus opgekrikt. Hij was getrouwd. Niet met de eerste de
beste: een architecte nog wel, stukken knapper en intelligenter dan zij. Sara
had daar scrupules over, maar die kuste hij weg. ‘Zij is mijn probleem, liefje,
niet het jouwe.’
Toen hij
haar pas na weken toevertrouwde dat er ook een zoontje van drie was, wou ze de
relatie meteen verbreken.
‘Je weet
niet wat je vertelt, lieverd. Sinds ik je ken, gaat het thuis zoveel beter dan
vroeger. Jij hoeft je hoofdje daar niet over te breken. Ik weet wat ik doe en
waarom.’
‘Herman’, dacht ze, ‘Her
Man. His father. My lover.’ Kon dat wel allemaal tegelijk? Ze wist het niet. ‘Her man.’ Nomen est
omen, dat had ze onthouden van twee jaar Latijn.
Sara kijkt
van de bloemen naar Hermans gezicht. Fonkelende ogen, diepe groeven in zijn
gelaat. Het zijn geen lachrimpeltjes.
‘Ik heb een
kaartje bij de bloemen gestopt. Wil je het niet lezen ?’
Natuurlijk
heeft hij iets geschreven. In de glorietijd van hun relatie overstelpte hij
haar met rijmende verzen en ellenlange brieven. De schrijfsels hadden niet het beoogde effect. Ze vond zijn gedichten duister en hermetisch, zijn brieven egocentrisch. Alsof de
verdomde evenaar door zijn navel liep.
Een blik op
het kaartje volstaat. Het is weer de vertrouwde rijmelarij. Enkele woorden
staan schuingedrukt, om ze beter te doen uitkomen: Eenheid-Tweeheid.
Eeuwigheid-Eenzaamheid. Abstinentie-Dementie.
Manmanman. ‘Abstinentie’
rijmt ook met ‘pretentie’, dat hij daar niet opgekomen is. Zelfs het simpele
‘mooi…’ waarmee ze zich vroeger van zijn verzen afmaakte, kan ze niet opbrengen.
‘En hier
heb ik nog iets…’ Zijn hand gaat naar de binnenzak van zijn jas.
Ach, laat
me raden, denkt ze, toch niet weer één van die onleesbare boeken, waarmee je me
zal trachten te imponeren? Een duur
parfum, zodat je zeker kan zijn dat je me dicht op de huid zit ? Een zijden
sjaal, buiten te gebruiken als sluier wellicht ?
Uit zijn
jas diept hij een klein goudkleurig pakje op. Hij legt het op de salontafel en
installeert zich in de lederen canapé. ‘Kom hier. Ik ga je iets vertellen’. Het
klinkt als een bevel.
Zal hij
weer haar liefde trachten te kopen, zoals die keer met dat gouden ringetje? Ze voelt haar bloed koken.
Reeds na
twee maand Herman had ze beseft dat hij een vergissing was. Ze kreeg geen
zuurstof. De man plakte. Elke dag was
het kruisverhoor: waar had ze uitgehangen, met wie, hoe lang. Onverwacht dook
hij op aan de tekenacademie en vroeg haar achteraf de pieren uit de neus over
een medestudent, die ze net iets te enthousiast had uitgezwaaid.
Op een
avond had ze hem ervan overtuigd dat ze ademruimte nodig had. Dat ze voor
één keer niet braafjes op hem zou wachten de volgende dag, maar met vrienden naar de film ging, een oude Hitchcock.
Op het
moment dat meeuwensnavels zich in Tippy Hedren’s deur boorden, had ze plots
een hand op haar hoofd gevoeld. Een halve meter was ze opgesprongen. Herman
bleek achter haar te zitten. Hij streelde haar haren. De rest van de
film had ze alleen nog haar hart voelen bonzen, ditmaal niet van de spanning op
het doek. Bij het buitengaan had hij haar arm vastgegrepen en was met haar
weggestapt, voor de ogen van haar twee verbouwereerde vrienden. In het café was
hij ontploft. ‘Wie waren die twee? Hoe lang ken je die al ? Hoe heb je ze leren
kennen? En waarom
verkies je hen boven mij ? Jullie hadden elkaar verdomd veel te vertellen!
Vriendschap? forget it. Mij maak je
niks wijs!’
Woedend was
hij weggelopen, de mensen in het café hadden hem nagestaard en wat
ongemakkelijk naar haar gekeken.
Daarop nog
twee boze telefoons, één na middernacht en één vroeg in de ochtend. Het had een
week geduurd voor hij over zijn colère heen was.
Dat moest
gevierd worden. In haar kot gaf hij haar een piepklein pakje, met een
donkerrode strik rond. ‘Zie het als bewijs van mijn liefde’. Een gouden ring,
met zijn initialen erin.
Plaatsvervangende
schaamte, meer had ze niet gevoeld.
'Nee, had ze
gezegd, zo gaat het niet meer. Ik heb nog mijn hele jonge leven voor me en jij
bent getrouwd. Je hebt het recht niet. Stop met me te claimen.'
‘Getrouwd? Zij
betekent niks meer voor me, het ijskonijn. Ze heeft me een vroeger slippertje nooit vergeven. Een bitter en frigide mens, nog slechts de
moeder van mijn zoon. Ik verdien beter.
Ik ga bij haar weg.’
Sara neemt Silke
op de arm en stapt met het kleintje naar het pamperkussen. ‘Ik moet haar verversen.’
Hij staat
recht uit de zetel en komt langzaam in haar richting.
‘Weet je
wel dat we iets te vieren hebben, jij en ik? Het is precies één jaar geleden
dat we elkaar leerden kennen. We hadden vandaag onze papieren bruiloft kunnen
vieren.’
Heeft het
dreigend geklonken ?
Silke
schrikt van die zware stem en van de zwarte blik. Ze slaat haar handjes voor
haar ogen, Jeziemenie, jeziemenie…Ze piept tussen haar vingers, merkt
dat die vreemde meneer er nog steeds is, drukt haar gezichtje tegen Sara’s
schouder en begint stilletjes te wenen.
Tranen met
tuiten had Sara gehuild, de dag dat Herman had gebeld om aan te kondigen dat
hij op kamers ging wonen. Tranen voor zijn vrouw, voor zijn zoontje, maar vooral
tranen voor haarzelf. Ze had het gevoel dat ze vanaf nu nooit meer echt adem zou
halen.
Overdag kon
ze haar GSM uit laten, hogeschoolregels.
Soms durfde ze ’s avonds het toestelletje niet terug in te schakelen,
bang voor de vijf, zes berichten die hij nu weer had verzonden. Tureluurs werd
ze ervan. Ze schraapte al haar moed bijeen en maakte het uit.
‘Uit’
vertaalde hij in ‘een typisch vrouwelijk grilletje’. ‘Je komt wel terug, als je
inziet hoeveel ik van je hou. Mijn hele leven heb ik op jou gewacht. Niemand
anders zal ooit zoveel van je houden als ik. Zeven dagen geef ik je.’
Vijf volle
dagen had hij niks van zich laten horen. Geen mail, geen telefoon, geen brief, geen
SMS. Zalig.
De zesde
dag stond hij ‘ s morgens vroeg aan de deur van haar kot: ‘Heb je me gemist?’ Hij
was vermagerd, viel haar snikkend om de hals en begon haar hartstochtelijk te
kussen.
Zij voelde
haar maag keren. ‘Rustig, zei ze, rustig maar’. Alsof ze tegen een hondje praatte.
Toen hij
wat gekalmeerd was, probeerde ze het nogmaals uit te leggen. Dat hij ontzettend
lief was en ontzettend veeleisend. Dat ze zich die laatste dagen goed had
gevoeld. Dat hij precies nooit echt naar haar had geluisterd. Dat ze beter…
‘Kijk eens
wat ik hier bijheb’? Zijn donkere ogen fonkelden. Het waren vijf grote
enveloppen. Daarin zaten zijn brieven naar haar, zei hij, gebundeld,
herschreven in die vijf eenzame dagen. ‘Ik stuur ze naar enkele uitgeverijen,
wedden dat ze inslaan als een bom? En dat heb ik aan jou te danken, lieve
schat. Zonder jou had ik dit nooit kunnen schrijven. Ik ben je eeuwig
dankbaar.’
‘Heb je me
niet gehoord, daarnet?’
‘Ik begin alvast met een facebookpagina , tegenwoordig is dat noodzakelijk als je het wil maken in het literaire wereldje.’
‘Is het dat
wat jij liefde noemt?’ had ze geroepen. Ze was weggelopen, zo ver als ze kon, tot ze uitgeput was neergeploft op een bankje. Vanuit het stadspark
stuurde ze hem een SMS: ‘Definitief uit. Geen contact meer. 't Beste.’
Dezelfde morgen nog was ze bij een vriendin ingetrokken en een maand lang was ze nauwelijks
naar buiten gedurfd, als de dood dat hij haar zou volgen, aanklampen,
meesleuren in de maalstroom van zijn gevoelens.
Maar wonder
boven wonder was dat niet gebeurd. Niet de eerste maand, niet de tweede, niet
de derde. Niks meer had hij van zich laten horen.Hij leek wel opgelost.
Tot nu. Aan
de deur. Met een bos gele rozen.
‘Een jaar,
Sara. We hebben iets te vieren, jij en ik’, herhaalt hij langzaam.
‘Het is ook ongeveer vier maanden geleden dat
ik het heb uitgemaakt’. Ze heeft het sterk laten klinken, voor het kind.
‘En vier
maanden geleden dat ik mijn manuscript naar de uitgeverij heb gestuurd.’
‘Bij wie
wordt het gepubliceerd?’ Ze proeft walging. Zijn intense liefdesbrieven, die
ellenlange ontboezemingen, ze waren uiteindelijk niet eens voor haar bestemd.
‘Ze worden
niet gepubliceerd’, zegt hij.’Ze passen niet in het fonds’.
‘Van geen
van de vijf?’ komt in haar op, maar ze slikt de woorden in.
Vrouwenhakjes
op de trap: de deur staat nog steeds open. Een blonde jongedame komt binnen, in
zwart lederen mantelpakje. ‘Waar blijf je, Herman? Je had gezegd…’
‘Dit is
Maaike’, onderbreekt hij haar, ‘redactrice bij De Leus. Een kenner.’ Hij
snuift. ‘Maaike vindt mijn brieven prachtig. Die kunnen een rots doen smelten, een berg doen klaarkomen, dat heeft ze me gezegd, of liever, geschreven. We
mailen elkaar al een hele tijd elke dag, lang en hevig, het gaat prima. Een echte
muze, nietwaar lieverd ?’ Hij geeft de blonde vrouw een knipoog, zij glimlacht
breed terug.
‘Maaike, ik
heb iets voor je meegebracht uit Frankfurt. Ik ben zeker dat je het leuk zal
vinden’. Hij graait het goudkleurige pakje van de salontafel en neemt Maaike
bij de arm.
‘En die
zijn nog voor jou, Sara. Zie het maar als een soort van service après-vente.'
Een kort knikje naar de bloemen en weg is hij.
Sara zet Silke
zachtjes op de grond, neemt het kaartje uit de bos rozen en gooit het bij het
restafval. Ze zoekt een mooie vaas en schikt er de bloemen in. Dan huppelt ze
naar de CD-speler en pikt daar Silke’s lievelingsnummertje uit, de Samsonrock.
‘Gaan we dansen, kleine meid?’
‘Jaaaaa!’
roept het kleintje enthousiast.
Ze draait
de volumeknop een halve slag naar rechts en neemt lachend de kinderknuistjes in
haar handen.
Er valt
vandaag inderdaad iets te vieren.
*Ten behoeve van de
occasionele Nederlandse lezer (dag Ton!): een ‘poepke’ of ‘poep’ is het Vlaamse
woord voor achterwerk, zitvlak, derrière, kont, gat.
wow... het werd eventjes koud in mij, als ik dit las. Prachtig. Verwoorde emoties.
BeantwoordenVerwijderenGroetjes van je kleine broer.
:)
BeantwoordenVerwijderenEen anonieme 'kleine broer'... ra ra, wie zou dat zijn?
Iemand zei me ooit dat fictie 'ingekookte realiteit' is. Met een pak ingrediënten uit actualiteit, levens van anderen, eigen gedachten etc etc ga je aan de slag. Heel fijn als het dan ook kan raken, dan is de saus gelukt!
Pff... ik werd er alweer stil van. En het lezen, dat stopte niet, dat kolkte maar verder. Groetjes van je oudste nichtje.
BeantwoordenVerwijderenen nu weer een anoniem 'oudste nichtje'... hartelijk dank voor je reactie en groetjes!
BeantwoordenVerwijderen