2. La Brousse
Op de kaart is ons dorpje niet te vinden. Het
is een piepklein deelgehuchtje van een ander gehucht. Het grootste, La Faye, bezit
nog een kerk, een café, een bakkerij en een kruidenierszaak, maar La Brousse is
uitgestorven. Op Fernand, Fabien, les Musiciens
en het volkje beneden na, is ons gehuchtje leeg. De boeren hebben het
opgegeven, hun kinderen zijn het land ontvlucht, de huizen vervallen tot
ruïnes.
La Brousse is gegroeid tegen een uitloper van het
Centraal Massief, in twee niveaus: enerzijds ‘le village d’en haut’, met 6 huizen, waarvan drie bewoond en anderzijds ‘le village d’en bas’, met vijf haarden,
waarvan er slechts twee branden: de drie andere huisjes staan leeg.
Ons dorp is helemaal omringd door wild en woest
groen: bossen, heidegrond, weiden die al jaren niet meer afgegraasd worden.
Het grindpaadje naast ons huis loopt eerst langs
een leegstaande boerderij en verliest zich daarna in het grote bos, met zijn
herten en everzwijnen, zijn jagers en zijn stropers. Van mijn vader, een
jachthond, heb ik een heel goeie neus geërfd, maar in het bos durf ik me niet te ver alleen wagen. Je
weet maar nooit: misschien neemt een everzwijn me op de slagtanden, trap ik in
een val, verwart een jager me met een hert,
na zijn wijnovergoten middagmaal? Voorzichtigheid is de moeder van het
grote donkere bos.
Beneden wonen mensen met cirkelzagen. Zij geven
Fabien af en toe wat hout, van die grote stronken, die niet geschikt zijn voor
hun kachel. Onze grote open haard slikt ongeveer alles.
Het grindpaadje vormt achter ons huis een tweesprong:
links geraak ik bij les Musiciens en le
village d’en bas, rechts loop ik de kant op van Fernand, zijn hondenhok,
zijn autokerkhof.
De ‘grote baan’, die van La Brousse naar La
Faye leidt, was tot 1960 een ezelsweggetje, met rotsblokken, stenen en, in het
voorjaar, af en toe water. Maar de vooruitgang was niet te stoppen. Het weggetje werd geasfalteerd. Niet dat het zo veel verschil maakt. Hier komen
per dag amper vijf auto’s voorbij. Katten en slangen leggen zich ongestoord te
zonnen op de weg, een platgereden egel zal je hier niet aantreffen.
In ons dorp is het stil. Op de oldtimer van
‘les Musiciens’ na, is er hier geen verkeer.
Fernand’s rijbewijs werd een jaar geleden
nog maar eens ingetrokken wegens rijden onder invloed. En Fabien heeft enkel zijn mobylette,
waarmee hij onze blikjes haalt bij de kruidenier, 4 km de heuvel af.
Op dinsdag en vrijdag doet de bakker zijn
broodronde en één maal per week vliegen er exact 8 militaire toestellen over
ons hoofd, want donderdag is ‘manoeuverdag’.
Maar voor de rest van de week hoor je enkel de
muziek van de natuur: vogels, insecten, bosdieren, bomen.
Elke maand heeft haar eigen kleur. Februari is
wit van de sneeuwklokjes, maart ziet paars van de bosdruifjes, bosviooltjes en
wilde hyacinten, april brengt het geel mee van paardebloemen, paaslelies en
boterbloempjes. Augustus kleurt ros van zongeschroeide weiden en oktober
zet de bomen in een herfstpalet. Januari legt de natuur te rusten onder een
deken van sneeuw.
Elke maand heeft haar eigen geluiden. Maart
brengt ons zwaluwen en wilde ganzen, april de koekoek. Fabien kan er stil naar
luisteren, urenlang, met een gelukzalige glimlach op zijn gelaat.
Juli en augustus zijn krekelmaanden, in oktober
worden de herten bronstig. Blaffende herten kan je het best horen tijdens het
jachtseizoen, of anders ook wel als ik er eens eentje achterna zit.
Vaak steek ik mijn neus omhoog en snuif een
rijk parfum op. Ik hou van de geur van everzwijnen, van bloeiende
kastanjebomen, van boleten en boskamperfoelie.
La Brousse is zeker de mooiste plek op aarde.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten