zaterdag 6 oktober 2012

Jeziemenie


‘Jeziemenie, jeziemenie!’
Silke kruipt onder de salontafel, knuistjes over ogen: Als ik haar niet zie, ziet zij mij niet. Haar pamperpoepke* steekt nog net boven de tafel uit.
Sara glimlacht. ‘Waar zou ons Silke toch zitten? Achter de keukendeur? ‘
Het parket kraakt en met haar schoenen maakt ze extra geluid, zodat het kleintje er nog meer plezier in krijgt. Met een kreun gaat de keukendeur open. Sara roept quasi verrast uit: ‘Toch niet? Aha… Silke zal zeker achter het gordijn zitten!’ Ze trekt het gordijn van het grote livingvenster helemaal open. De zon valt gul binnen, het poepke van Silke verdwijnt meteen onder de tafel.
‘ Nu weet ik het echt niet meer… Ze zal toch niet in de gang staan, die stoute, stoute meid!’
Sara opent de deur van de studio. ‘Oef, nee… maar waar zit ze dan verstopt? …Misschien onder de tafel?’
Silke onderdrukt een gilletje en kraait het uit als Sara ‘Piep’ doet onder het tafellaken. ‘Gevonden!’
‘Nu ikke zoeke!’ Traag brengt ze de mollige pollekes naar haar karbonkelogen maar ze laat nog net een spleetje tussen haar vingers waartussen ze Sara in de kleerkast kan zien glippen.

De deurbel, drie maal. Hard.
Door het spiekgaatje ziet Sara bloemen met daarboven een hoofd. De kop van Herman.
Geen witte freesia’s ‘voor dat frisse meisje van me’. Ook geen bloedrode anjers.
Gele rozen. De kleur van de haat.

‘H -hoe kom jij hier ?’ Ze heeft gestotterd. Het lef van die man.
‘Poepsimpel, meisje. Ik belde de oppasdienst en zei dat ik je vanavond dringend nodig had voor onze Bert. Mevrouw Peeters gaf me dit adres. Simpel toch?’
Hij snuift zelfvoldaan.
Dat doet hij altijd als hij tevreden is over zichzelf. ‘Zo’n 500 keer per dag, ruw geschat’, denkt ze. Hij is namelijk zeer tevreden over zijn belangrijke job als Human Resources Manager. En ook uiterst tevreden over zijn talenknobbel. En over zijn muzikaal talent. Hooggeplaatste vrienden, een nieuwe wagen, promotiekansen, …afgrijselijk veel tevredenheid heeft die vent. Afschuwelijk veel redenen om te snuiven.
Het was haar in het begin niet opgevallen.Toen had ze het alleen maar spannend gevonden. Een man van de wereld, 17 jaar ouder, verzorgd en verstandig, die een jong bloedje als zij had opgemerkt. Het had haar zelfvertrouwen serieus opgekrikt. Hij was getrouwd. Niet met de eerste de beste: een architecte nog wel, stukken knapper en intelligenter dan zij. Sara had daar scrupules over, maar die kuste hij weg. ‘Zij is mijn probleem, liefje, niet het jouwe.’
Toen hij haar pas na weken toevertrouwde dat er ook een zoontje van drie was, wou ze de relatie meteen verbreken.
‘Je weet niet wat je vertelt, lieverd. Sinds ik je ken, gaat het thuis zoveel beter dan vroeger. Jij hoeft je hoofdje daar niet over te breken. Ik weet wat ik doe en waarom.’
‘Herman’, dacht ze, ‘Her Man. His father. My lover.’ Kon dat wel allemaal tegelijk? Ze wist het niet. ‘Her man.’ Nomen est omen, dat had ze onthouden van twee jaar Latijn.

Sara kijkt van de bloemen naar Hermans gezicht. Fonkelende ogen, diepe groeven in zijn gelaat. Het zijn geen lachrimpeltjes.
‘Ik heb een kaartje bij de bloemen gestopt. Wil je het niet lezen ?’
Natuurlijk heeft hij iets geschreven. In de glorietijd van hun relatie overstelpte hij haar met rijmende verzen en ellenlange brieven. De schrijfsels hadden niet het beoogde effect. Ze vond zijn gedichten duister en hermetisch, zijn brieven egocentrisch. Alsof de verdomde evenaar door zijn navel liep.
Een blik op het kaartje volstaat. Het is weer de vertrouwde rijmelarij. Enkele woorden staan schuingedrukt, om ze beter te doen uitkomen: Eenheid-Tweeheid. Eeuwigheid-Eenzaamheid. Abstinentie-Dementie. Manmanman. ‘Abstinentie’ rijmt ook met ‘pretentie’, dat hij daar niet opgekomen is. Zelfs het simpele ‘mooi…’ waarmee ze zich vroeger van zijn verzen afmaakte, kan ze niet opbrengen.
‘En hier heb ik nog iets…’ Zijn hand gaat naar de binnenzak van zijn jas.
Ach, laat me raden, denkt ze, toch niet weer één van die onleesbare boeken, waarmee je me zal trachten te imponeren?  Een duur parfum, zodat je zeker kan zijn dat je me dicht op de huid zit ? Een zijden sjaal, buiten te gebruiken als sluier wellicht ?
Uit zijn jas diept hij een klein goudkleurig pakje op. Hij legt het op de salontafel en installeert zich in de lederen canapé. ‘Kom hier. Ik ga je iets vertellen’. Het klinkt als een bevel.
Zal hij weer haar liefde trachten te kopen, zoals die keer met dat gouden ringetje?  Ze voelt haar bloed koken.

Reeds na twee maand Herman had ze beseft dat hij een vergissing was. Ze kreeg geen zuurstof. De man plakte. Elke dag was het kruisverhoor: waar had ze uitgehangen, met wie, hoe lang. Onverwacht dook hij op aan de tekenacademie en vroeg haar achteraf de pieren uit de neus over een medestudent, die ze net iets te enthousiast had uitgezwaaid. 
Op een avond had ze hem ervan overtuigd dat ze ademruimte nodig had. Dat ze voor één keer niet braafjes op hem zou wachten de volgende dag, maar met vrienden naar de film ging, een oude Hitchcock.
Op het moment dat meeuwensnavels zich in Tippy Hedren’s deur boorden, had ze plots een hand op haar hoofd gevoeld. Een halve meter was ze opgesprongen. Herman bleek achter haar te zitten. Hij streelde haar haren. De rest van de film had ze alleen nog haar hart voelen bonzen, ditmaal niet van de spanning op het doek. Bij het buitengaan had hij haar arm vastgegrepen en was met haar weggestapt, voor de ogen van haar twee verbouwereerde vrienden. In het café was hij ontploft. ‘Wie waren die twee? Hoe lang ken je die al ? Hoe heb je ze leren kennen? En waarom verkies je hen boven mij ? Jullie hadden elkaar verdomd veel te vertellen! Vriendschap? forget it. Mij maak je niks wijs!’
Woedend was hij weggelopen, de mensen in het café hadden hem nagestaard en wat ongemakkelijk naar haar gekeken.
Daarop nog twee boze telefoons, één na middernacht en één vroeg in de ochtend. Het had een week geduurd voor hij over zijn colère heen was.
Dat moest gevierd worden. In haar kot gaf hij haar een piepklein pakje, met een donkerrode strik rond. ‘Zie het als bewijs van mijn liefde’. Een gouden ring, met zijn initialen erin.
Plaatsvervangende schaamte, meer had ze niet gevoeld.
'Nee, had ze gezegd, zo gaat het niet meer. Ik heb nog mijn hele jonge leven voor me en jij bent getrouwd. Je hebt het recht niet. Stop met me te claimen.'
‘Getrouwd? Zij betekent niks meer voor me, het ijskonijn. Ze heeft me een vroeger slippertje nooit vergeven. Een bitter en frigide mens, nog slechts de moeder van mijn zoon. Ik verdien beter. Ik ga bij haar weg.’

Sara neemt Silke op de arm en stapt met het kleintje naar het pamperkussen. ‘Ik moet haar verversen.’
Hij staat recht uit de zetel en komt langzaam in haar richting.
‘Weet je wel dat we iets te vieren hebben, jij en ik? Het is precies één jaar geleden dat we elkaar leerden kennen. We hadden vandaag onze papieren bruiloft kunnen vieren.’
Heeft het dreigend geklonken ?
Silke schrikt van die zware stem en van de zwarte blik. Ze slaat haar handjes voor haar ogen, Jeziemenie, jeziemenie…Ze piept tussen haar vingers, merkt dat die vreemde meneer er nog steeds is, drukt haar gezichtje tegen Sara’s schouder en begint stilletjes te wenen.

Tranen met tuiten had Sara gehuild, de dag dat Herman had gebeld om aan te kondigen dat hij op kamers ging wonen. Tranen voor zijn vrouw, voor zijn zoontje, maar vooral tranen voor haarzelf. Ze had het gevoel dat ze vanaf nu nooit meer echt adem zou halen.
Overdag kon ze haar GSM uit laten, hogeschoolregels.  Soms durfde ze ’s avonds het toestelletje niet terug in te schakelen, bang voor de vijf, zes berichten die hij nu weer had verzonden. Tureluurs werd ze ervan. Ze schraapte al haar moed bijeen en maakte het uit.
‘Uit’ vertaalde hij in ‘een typisch vrouwelijk grilletje’. ‘Je komt wel terug, als je inziet hoeveel ik van je hou. Mijn hele leven heb ik op jou gewacht. Niemand anders zal ooit zoveel van je houden als ik. Zeven dagen geef ik je.’
Vijf volle dagen had hij niks van zich laten horen. Geen mail, geen telefoon, geen brief, geen SMS. Zalig.
De zesde dag stond hij ‘ s morgens vroeg aan de deur van haar kot: ‘Heb je me gemist?’ Hij was vermagerd, viel haar snikkend om de hals en begon haar hartstochtelijk te kussen.
Zij voelde haar maag keren. ‘Rustig, zei ze, rustig maar’. Alsof ze tegen een hondje praatte.
Toen hij wat gekalmeerd was, probeerde ze het nogmaals uit te leggen. Dat hij ontzettend lief was en ontzettend veeleisend. Dat ze zich die laatste dagen goed had gevoeld. Dat hij precies nooit echt naar haar had geluisterd. Dat ze beter…
‘Kijk eens wat ik hier bijheb’? Zijn donkere ogen fonkelden. Het waren vijf grote enveloppen. Daarin zaten zijn brieven naar haar, zei hij, gebundeld, herschreven in die vijf eenzame dagen. ‘Ik stuur ze naar enkele uitgeverijen, wedden dat ze inslaan als een bom? En dat heb ik aan jou te danken, lieve schat. Zonder jou had ik dit nooit kunnen schrijven. Ik ben je eeuwig dankbaar.’
‘Heb je me niet gehoord, daarnet?’
‘Ik begin alvast met een facebookpagina , tegenwoordig is dat noodzakelijk als je het wil maken in het literaire wereldje.’
‘Is het dat wat jij liefde noemt?’ had ze geroepen. Ze was weggelopen, zo ver als ze kon, tot ze uitgeput was neergeploft op een bankje. Vanuit het stadspark stuurde ze hem een SMS: ‘Definitief uit. Geen contact meer. 't Beste.’
Dezelfde morgen nog was ze bij een vriendin ingetrokken en een maand lang was ze nauwelijks naar buiten gedurfd, als de dood dat hij haar zou volgen, aanklampen, meesleuren in de maalstroom van zijn gevoelens.
Maar wonder boven wonder was dat niet gebeurd. Niet de eerste maand, niet de tweede, niet de derde. Niks meer had hij van zich laten horen.Hij leek wel opgelost.

Tot nu. Aan de deur. Met een bos gele rozen.
‘Een jaar, Sara. We hebben iets te vieren, jij en ik’, herhaalt hij langzaam.
 ‘Het is ook ongeveer vier maanden geleden dat ik het heb uitgemaakt’. Ze heeft het sterk laten klinken, voor het kind.
‘En vier maanden geleden dat ik mijn manuscript naar de uitgeverij heb gestuurd.’
‘Bij wie wordt het gepubliceerd?’ Ze proeft walging. Zijn intense liefdesbrieven, die ellenlange ontboezemingen, ze waren uiteindelijk niet eens voor haar bestemd.
‘Ze worden niet gepubliceerd’, zegt hij.’Ze passen niet in het fonds’.
‘Van geen van de vijf?’ komt in haar op, maar ze slikt de woorden in.
Vrouwenhakjes op de trap: de deur staat nog steeds open. Een blonde jongedame komt binnen, in zwart lederen mantelpakje. ‘Waar blijf je, Herman? Je had gezegd…’
‘Dit is Maaike’, onderbreekt hij haar, ‘redactrice bij De Leus. Een kenner.’ Hij snuift. ‘Maaike vindt mijn brieven prachtig. Die kunnen een rots doen smelten, een berg doen klaarkomen, dat heeft ze me gezegd, of liever, geschreven. We mailen elkaar al een hele tijd elke dag, lang en hevig, het gaat prima. Een echte muze, nietwaar lieverd ?’ Hij geeft de blonde vrouw een knipoog, zij glimlacht breed terug.
‘Maaike, ik heb iets voor je meegebracht uit Frankfurt. Ik ben zeker dat je het leuk zal vinden’. Hij graait het goudkleurige pakje van de salontafel en neemt Maaike bij de arm.
‘En die zijn nog voor jou, Sara. Zie het maar als een soort van service après-vente.' Een kort knikje naar de bloemen en weg is hij.
Sara zet Silke zachtjes op de grond, neemt het kaartje uit de bos rozen en gooit het bij het restafval. Ze zoekt een mooie vaas en schikt er de bloemen in. Dan huppelt ze naar de CD-speler en pikt daar Silke’s lievelingsnummertje uit, de Samsonrock. ‘Gaan we dansen, kleine meid?’
‘Jaaaaa!’ roept het kleintje enthousiast.
Ze draait de volumeknop een halve slag naar rechts en neemt lachend de kinderknuistjes in haar handen.
Er valt vandaag inderdaad iets te vieren.



*Ten behoeve van de occasionele Nederlandse lezer (dag Ton!): een ‘poepke’ of ‘poep’ is het Vlaamse woord voor achterwerk, zitvlak, derrière, kont, gat.

4 opmerkingen:

  1. wow... het werd eventjes koud in mij, als ik dit las. Prachtig. Verwoorde emoties.
    Groetjes van je kleine broer.

    BeantwoordenVerwijderen
  2. :)
    Een anonieme 'kleine broer'... ra ra, wie zou dat zijn?
    Iemand zei me ooit dat fictie 'ingekookte realiteit' is. Met een pak ingrediënten uit actualiteit, levens van anderen, eigen gedachten etc etc ga je aan de slag. Heel fijn als het dan ook kan raken, dan is de saus gelukt!

    BeantwoordenVerwijderen
  3. Pff... ik werd er alweer stil van. En het lezen, dat stopte niet, dat kolkte maar verder. Groetjes van je oudste nichtje.

    BeantwoordenVerwijderen
  4. en nu weer een anoniem 'oudste nichtje'... hartelijk dank voor je reactie en groetjes!

    BeantwoordenVerwijderen